Wervelen
Ik ben vroeg, zelfs de goederentrein moet nog komen. Ja, daar hoor ik hem al. Ik doe een stap terug, pak de daar gestalde loopplank voor rolstoelen beet.
Als zo’n sliert containers voorbij komt denderen, en de klok in de luchtstroom meeslingert, heb ik graag wat extra houvast, zet ik me schrap tegen de rugleuning van de bank, schuil ik achter een windscherm of zoek steun bij een van de gietijzeren spanten. IJverig tel ik de wagons … negen … zeventien … drieëntwintig … vierendertig … vijfenveertig – en bijna altijd een plastic zak, of een krant erachteraan, in het kielzog van al dat geweld. Denk dat ik daarom rugdekking zoek, dat ik mij onbewust al door die herrie meegezogen voel worden – nachtmerrie.
Daar sta ik dus half verscholen achter de rokken van de rolstoelbrug, voor me dû-dû-dunkt de trein voorbij. Aan de rand van het perron staat een jongen. Hij leunt een beetje naar voren in de wind. Sneakers stevig op de grond, blote kuiten, om zijn dijen wappert een wijde kniebroek, om zijn lijf een los jack. Kort blond haar overeind, de koordjes van zijn capuchon flapperen achter hem in de lucht. Zijn hele lijf is glimlach – en zijn kuiten nogal behaard. Er popt een foto op: een met draadjes volgeplakte auto in een windtunnel. En een woord:Luftwiderstandsbeiwertmessungsfädchen.
Als het weer stil is, zet ik mijn zonnebril af en vang zijn blik. ‘Vin’ je dat nie’ eng?’ Hij kijkt me niet-begrijpend aan. ‘Vind je dat nou niet eng, zo, met die trein?’ ‘Nee hoor … juist leuk.’ Ik versta hem ook maar half. Glimlach, weet me ineens geen houding meer te geven en verstop me gauw weer achter mijn bril. Moet dan inwendig nog eens glimlachen. De jongen bloost. Ieder zijn angst. Hij heeft geen bril om zich achter te verstoppen. Doorlopen.
Laatst moest er een column geschreven worden. Ik had alle achtergrond, ik had zelfs al een speelse openingsalinea – en toch ging het niet stromen. Weer las ik alles over, en weer en weer. Waarom sprong de structuur me nu niet tegemoet? Hoe kwam ik van die opening naar een slot dat de cirkel weer zou sluiten? En trouwens, hoe lang bleef dat ‘[ titel ]’ er nog boven staan? ‘Het lukt me niet mijn aantekeningen los te laten,’ klaagde ik per mail tegen een collega-tekstschrijver. Ik kreeg een prachtig hart onder de riem-antwoord van haar terug, maar eigenlijk had ik het zelf al getypt: loslaten, afsluiten al die documenten met nóg meer achtergrond, niet tobben maar typen. Het kwam goed, compleet met titel en zich sluitende cirkel. Met roter Faden. Zonder Widerstand.
De volgende keer ga ik me eens niet voor de trein verschuilen. Het is vast heerlijk om even met dat geweld mee te wervelen.
© NJB
Foto: iStockphoto
Wilt u mijn talent inzetten, belt of mailt u dan gerust. Ik kijk uit naar het contact en de samenwerking.