Watergordijn

Een vriendin nam me mee uit lunchen, naar een fijn restaurant in een bijzonder gebouw. Het geknikte dak lijkt op de twee vleugels van een langszeilende vogel op een haastig genomen foto: de ene langer dan de andere. Onder de knik loop je, door een gang van een meter breed, gebouw en restaurant binnen – tussen twee glazen wanden waarlangs water naar beneden stroomt.

Het water spoelde me vijftig jaar terug in de tijd.

Papa, mama, zusje en ik woonden in een huis met hoge smalle ramen, een voorkamer, een achterkamer en een serre waar de schommel hing. Door het krrri-krrru van het schommelen heen hoorde ik op een dag een geluid vanuit de voorkamer. Langs een van de ramen zakte water naar beneden. Weer dat geluid, weer zo’n gordijn van golfjes. Ik liet me van de schommel glijden, liep naar de vensterbank. Op mijn tenen kon ik net naar buiten kijken. Daar stond papa, mouwen opgestroopt, met een reuzenlepel in zijn hand, naast een emmer. Hij plonsde de lepel in de emmer en smeet, klets, dat water tegen het raam. Toen pakte hij een lange stok, wel twee keer zo lang als die van de bezem, met een bol van borstel erop. Daarmee zwierde hij langs het glas. Dat maakte een kwietscherig geluid. Na nog een plens water kwam hij naar het raam lopen met een gele lap in zijn hand. Dat was om het af te drogen – priewiep priewiep … Gretig leerde ik er later de woorden bij: steelpan, ragebol, zeem.

En nu liep ik tussen twee van die watergordijnen. Het spetterde een beetje. Het liet me zomaar door járen glas heen stappen.

 

© tekst & beeld: njb, 5-8-17

Wilt u mijn talent inzetten, belt of mailt u dan gerust. Ik kijk uit naar het contact en de samenwerking.